Dr. Onno Damste, Herodotos, Historiën, [1987], iii.84 ... maar voor allen samen besloten zij, dat ieder van de zeven, die dat wenste, toegang tot het paleis zou hebben zonder voorafgaande aankondiging, behalve als de koning toevallig bij een vrouw sliep, ...
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [25]Alle knechten des konings, en [26]het volk, der landschappen des konings, weten wel [27]dat al wie tot den koning ingaat, [28]in het binnenste voorhof, die niet geroepen is, hij zij man of vrouw, [29]zijn enig [30]vonnis zij, dat men [hem] dode, tenzij dat de koning den gouden scepter hem [31]toereike, opdat hij [32]levend blijve; ik nu ben deze dertig dagen niet geroepen om tot den koning in te komen. 25. Dit zijn de eigen woorden, die Hatach Mordechai zou zeggen van Esthers wege. 26. Alsof zij zeggen wilde: Alle man weet het wel, zelfs die ver van het hof en deze stad wonen. 27. Zie Herodotum in Thalia. 28. Deze plaats was voor dat deel van het koninklijk paleis, waar zich de koning onthield. Zie onder, hfdst.5 vs.1. 29. Dat is, des konings onwederroepelijke wet. Of aldus: Eenerlei wet zij van dien; te weten, man of vrouw, die zulks doet. Vergelijk Dan.2:9. 30. Zie onder, hfdst.5 vs.2. 31. Hebreeuws, uitstrekke. 32. Hebreeuws, leve.